Is een verbeterde spons- en bufferwerking van de bodem dé oplossing tegen droogte?
Het klimaat verandert. We krijgen steeds vaker te maken met weersextremen zoals extreme neerslag en langdurige perioden van (extreme) droogte. Dat heeft, zeker in de hoger gelegen, hellende, zandgronden zoals in Twente en Noord Brabant, grote gevolgen. Wat zijn haalbare, betaalbare en uitvoerbare oplossingen voor deze uitdaging en in hoeverre moet je accepteren dat omstandigheden veranderen of je daaraan aanpassen (‘adapteren (aanpassen aan ontwikkelingen)’)? Uit onderzoeken en praktijkproeven van het programma Lumbricus blijkt dat het beekherstel kan worden versneld met ‘nature based solutions’; meer natuurlijke beekinrichting en het benutten van spons- en bufferwerking van landbouwbodems. Op woensdag 3 maart vond het eindsymposium van dit programma plaats en werden de resultaten van het vierjarige kennisprogramma gepresenteerd.
Stefan Kuks, dagvoorzitter tijdens het eindsymposium en tevens voorzitter van de stuurgroep van het programma, blikte tevreden terug op het vierjarig programma en op het eindsymposium: “Klimaatverandering daagt waterschappen op de hogere zandgronden uit om meer water vast te houden. Maar hoe je dat als het landgebruik meer op water afvoeren is ingericht? Van 2016 tot en met 2020 werkte een groot aantal partijen -waterschappen, kennisinstellingen en grondgebruikers zoals agrariërs en terreinbeheerders- binnen het programma Lumbricus samen aan uitvoerbare en betaalbare oplossingen voor dit probleem. Niet alleen kan beekherstel worden versneld met ‘nature based solutions’. Ook kan de spons- en bufferwerking van landbouwbodems met natuurlijke oplossingen worden vergroot. Daarom was de regenworm (Lumbricus) vaandeldrager van dit programma. “
Openingsspeech door minister Cora van Nieuwenhuizen
De dag begon met een openingsspeech van minister Cora van Nieuwenhuizen. In haar speech gaf de minister aan dat het programma Lumbricus precies is waar het om gaat: vindingrijke waterbeheerders en onderzoekers die met de grondgebruikers innovaties en proeven in de praktijk brengen en zo nieuwe kennis en inzichten opleveren. De hoge zandgronden zijn grotendeels afhankelijk van water dat valt, regen dus. Slechts in een deel is wateraanvoer vanuit de grote rivieren mogelijk. Het is daarom belangrijk regenwater vast te houden zodat hiervan gebruik gemaakt kan worden in de droge periodes. En dat is een uitdaging want Nederland is kampioen water afvoeren maar we moeten door het veranderende klimaat in Nederland steeds meer toe naar water vasthouden; maar hoe doe je dat en in welke mate? Dat zijn de vragen waar het programma Lumbricus zich op richt en volgens de minister geeft dit dus ook precies de urgentie, actualiteit en belang van het programma aan. Een vernieuwende bijdrage aan toekomstig waterbeheer waar het team volgens de minister trots op mag zijn.
Proeftuinen in het Vechtdal, de Raam en Raamvallei
Om te onderzoeken in de praktijk welke maatregelen wel of niet effectief blijken, zijn er twee proeftuinen opgezet; een in werkgebied van waterschap Vechtstromen en een in het gebied van waterschap Aa en Maas. Hier zijn verschillende proeven gedaan, onder andere met agrariërs en terreinbeheerders. Voorbeelden van proeven zijn onder andere het introduceren van wormen ter vergroting van de structuur en waterberging (vasthouden van water in bergingsgebieden) in de bodem, het zaaien van bepaalde diepwortelende gewassen (rietzwenkgras of sorghum), slimme stuwen en klimaatadaptieve vormen van buisdrainage die water in de haarvaten van het watersysteem kunnen vasthouden (water sparen) tot toepassing van het concept ‘bouwen-met-natuur’ door bijvoorbeeld introductie van regionale ‘zandmotoren’ in beken en rivieren.
Resultaat van vier jaar onderzoek
De afgelopen jaren zijn er dus verschillende proeven gedaan in verschillende gebieden. Gebleken is dat er niet één zaligmakende maatregel is die de oplossing voor alle problemen is. Een samenhang van verschillende maatregelen verbetert het resultaat; bodem en water zijn nauw met elkaar verbonden, net als de waterlopen in beheer van het waterschap (20%) en alle particuliere waterloopjes die daar op afwateren (80%). Daarnaast is zijn de maatregelen locatiespecifiek: In sommige gebieden is bijvoorbeeld het verbeteren van de sponswerking belangrijker; dit heeft te maken met de regionale verschillen in hoogte, geologie en bodemopbouw. In gebieden waar wateraanvoer mogelijk is, is het de uitdaging maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat de wateraanvoerbehoefte in de droge periodes niet toeneemt, bij voorkeur verminderd wordt, door slim gebruik van het aanvoerwater en ook water vasthouden in de periode voordat het (te) droog wordt. Daarnaast moet er niet alleen water vastgehouden worden; ook wateroverlast moet voorkomen worden. Het watersysteem moet zoveel mogelijk klimaatrobuust ingericht worden: dat wil zeggen zowel bestand tegen extreme neerslag als langdurige droogte.
Toekomstige opgaves
Met het programma Lumbricus is een deel van de puzzel gelegd waarmee ook een gedeeltelijk en waardevol antwoord gekregen is op de vraag wat een klimaatrobuust watersysteem is. De gehele complexe puzzel is nog niet gelegd. Ook de komende tijd zal er aanvullend onderzoek plaatsvinden (zoals in het project KLIMAP) maar gaan we ook gewoon door met maatregelen in de praktijk en wellicht aanpassingen in ons dagelijks beheer zoals het langer op zomerpeil houden van de waterlopen of een ander maaibeleid.
Resultaten
Een uitgebreide beschrijven van de resultaten is in een rapportvorm samengevat en is te vinden op www.stowa.nl/lumbricus